Het gaat onder meer om een wetsteen, resten van een staartvin van een Amerikaanse vliegtuigbom uit WO II, maar ook een kringgreppel uit de bronstijd en twee aarden potten uit de ijzertijd. De NMBS, Infrabel en het Agentschap Wegen en Verkeer dragen als eigenaars alle vondsten en de bijhorende opgravingsdocumentatie over aan stad Mechelen.
De vernieuwing van de stationsomgeving van Mechelen ging net als de meeste van dergelijke infrastructuurwerken gepaard met een uitgebreid archeologisch onderzoek. De stationswerf strekt zich uit over een oppervlakte van ca. 30 ha, van de Abeelstraat in Mechelen-Zuid tot aan de N15 ter hoogte van het Douaneplein. Het projectgebied werd ingedeeld in drie grote en een kleinere werfzone(s).
In 2010 startte onderzoeksbureau Triharch op vraag van Eurostation met een archeologisch vooronderzoek, bestaande uit een grondige bureaustudie en een combinatie van boringen, proefputten en proefsleuven. Op basis van de resultaten werd voor elke werfzone een onderzoeksstrategie ontwikkeld.
Akkerland
De eigenlijke opgravingen zijn gestart in de zomer van 2012. Studiebureaus ADEDE en All-Archeo werkten daaraan mee. De opgravingen in de zone waar momenteel de ondergrondse parking wordt gebouwd leverde veruit de meeste vondsten op. Historische kaarten tonen dat het projectgebied voor de komst van de spoorwegen – de eerste trein op het Europese continent reed op 5 mei 1835 van Brussel naar Mechelen – deel uitmaakte van een uitgestrekt akkerland. Dit wordt treffend geïllustreerd door de vondst van een wetsteen, standaarduitrusting van een landarbeider tijdens de graanoogst.
Spoorwegwerkplaats met smidse en labo
Vanaf 1835 onderging het gebied een totale transformatie. Er werd een station gebouwd en er kwam een spoorwegwerkplaats, de eerste op het Europese vasteland. De resultaten van het archeologisch onderzoek vormen een aanvulling bij wat we reeds uit historische bronnen weten en samen geven ze een mooi beeld van de evolutie van het station en de werking van de spoorwegwerkplaats in de periode 1835-1950. De aangetroffen resten gaan van oude spoortracés en zware funderingsmuren over smeerputten, waterreservoirs en afvoerkanalen tot grote cirkelvormige plateaus waarop de locomotieven en wagons werden gedraaid. In de zone van de ondergrondse parking konden een 15-tal gebouwen geïdentificeerd worden, o.a. een schrijnwerkerij en schilderswerkplaats, een smidse en een laboratorium.
Staartvin
Tijdens WO II werden het station en de spoorwegwerkplaats zwaar getroffen door Britse en Amerikaanse luchtbombardementen. Bij de opgravingen werden sporen daarvan gevonden in de vorm van bomkraters. Enkele stukken metaal konden geïdentificeerd worden als de staartvin van een Amerikaanse 100 lbs bom. Omwille van de veiligheid werden de graafwerken overigens voortdurend begeleid door een explosievendeskundige.
Potten van meer dan 2000 jaar oud
Tijdens het vooronderzoek was al gebleken dat men een deel van het terrein in het verleden had opgehoogd. Onder deze ophogingspakketten vonden de archeologen de resten van een kringgreppel uit de vroege of middenbronstijd (2000-1100 v.Chr.) met een diameter van ca. 30 m. Wellicht gaat het om een grafmonument van een hooggeplaatst persoon. Het graf zelf werd helaas niet aangetroffen. Dergelijke grafmonumenten zijn vooral gekend uit Oost- en West-Vlaanderen en uit de Kempen, maar in de ruimere regio Mechelen kennen we enkel nog een (kleiner) voorbeeld te Rumst. Ook vonden de onderzoekers enkele kuilen met aardewerk uit de vroege ijzertijd (800-450 v.Chr.). Twee potten bleken quasi compleet. Mogelijk gaat het om een verlatingsoffer, begraven toen men naar een andere plaats verhuisde.
Overdracht vondsten aan stad Mechelen
De twee potten werden met veel geduld gerestaureerd en worden nu door de eigenaars – NMBS-Holding, Infrabel en het Agentschap Wegen en Verkeer – samen met de andere vondsten en alle bijhorende opgravingsdocumentatie overgedragen aan de stad Mechelen. Hier zullen ze worden opgenomen in het onroerend-erfgoeddepot en beheerd door de stedelijke dienst Archeologie. Op die manier blijven de vondsten toegankelijk voor bijkomend onderzoek en is een verdere bewaring van het opgravingsarchief gegarandeerd. De stad kan de vondsten op haar beurt in bruikleen geven of zelf tentoonstellen.
Fotot: Stad Mechelen