Lekkende waterleidingen plaatsen gezinnen soms voor onaangename verrassingen wanneer ze hun factuur in de bus ontvangen. De Vlaamse regering harmoniseerde recent de regels die watermaatschappijen moeten volgen bij het doorrekenen van dit gelekte water, de zogenaamde lektarieven. Zo moeten watermaatschappijen bij waterlekken minstens de helft van de factuur kwijtschelden. Aansluitend hierop besloot de Vlaamse regering een zelfde tegemoetkoming te voorzien voor haar bovengemeentelijke saneringsbijdrage.
Vlaams volksvertegenwoordiger en Mechels Gemeenteraadslid Marc Hendrickx (N-VA) stelt voor dat ook steden en gemeenten hun gemeentelijke saneringsbijdrage enkel heffen op de uiteindelijk gefactureerde hoeveelheid water en dus dezelfde ‘korting’ hanteren als de watermaatschappijen en de Vlaamse overheid.
De waterfactuur die consumenten ontvangen, bestaat immers uit verschillende elementen. Bovenop de kostprijs voor productie en levering ervan die drinkwatermaatschappijen aanrekenen, komen nog twee saneringsbijdragen voor de afvoer en de zuivering van het afvalwater. De bovengemeentelijke saneringsbijdrage gaat naar het Vlaams gewest en is bij decreet vastgelegd (€ 0,8720/m3 voor 2010). De gemeentelijke saneringsbijdrage wordt door elke gemeente afzonderlijk vastgelegd, met een maximum van € 1,2208/m3. Gemeenten gebruiken de inkomsten om riolen en grachten aan te leggen en te onderhouden. De gemeentelijke saneringsbijdragen zijn de laatste jaren gevoelig gestegen. 200 steden en gemeenten, waaronder Mechelen, zitten reeds aan het maximumbedrag.
Waterlekken doen, zoals geweten, de waterfactuur van gezinnen vaak onverwacht oplopen. Indien kan worden bewezen dat het om een ondergronds en dus onzichtbaar lek gaat, de installatie reglementair is en het verlies significant, moeten watermaatschappijen een lektarief hanteren. Dit lektarief is een vorm van sociale facturatie waarbij een deel van de factuur wordt kwijtgescholden. In april van dit jaar bepaalde de Vlaamse regering dat alle watermaatschappijen verplicht minstens de helft van de factuur moeten kwijtschelden indien aan bovenstaande voorwaarden is voldaan. Deze korting op de factuur is vanzelfsprekend: water dat nooit verbruikt is door de consument en zonder zijn medeweten is weggelekt, hoeft niet volledig betaald te worden.
De Vlaamse overheid is consequent en trekt deze sociale facturatie ook door in de eigen bovengemeentelijke saneringsbijdrage. De bijdrage die zij toevoegt aan de waterfactuur wordt bij bewezen lekverlies verminderd aan hetzelfde percentage als dat van de drinkwatermaatschappij. Ook hier wordt dus minstens de helft van de bijdrage kwijtgescholden. Op het moment dat de overheid anderen verplicht sociale tarieven te hanteren, is het logisch dat zij het goede voorbeeld geeft.
In het kader van hun autonomie bepalen steden en gemeenten zelf de hoogte van hun saneringsbijdrage en in welke gevallen deze wordt kwijtgescholden. Het lijkt niet meer dan logisch dat bij vastgestelde waterlekken, steden en gemeenten dezelfde korting toekennen als de watermaatschappijen en de Vlaamse overheid en dus hetzelfde lektarief hanteren. Getroffen gezinnen moeten zoveel mogelijk gecompenseerd worden voor de zware en onverdiende waterfactuur. “Ook steden en gemeenten kunnen hieraan hun steentje bijdragen zonder grote budgettaire gevolgen. Een sociaal ‘lek-tarief’ is een kleine inspanning vanwege de stad, met vaak grote financiële gevolgen voor door pech getroffenen”, besluit Hendrickx.