Mechelen is een stad met een eeuwenlange beeldhouwtraditie. In navolging van die lange traditie werden er drie kunstwerken in Mechelen bijgeplaatst. Het gaat om een werk van Ernest Wijnants en twee werken van Frans Walravens. In de schaduw van het congres- en erfgoedcentrum Lamot werden de werken ‘Drie gratiën’ van Ernest Wijnants en Frans Walravens’ ‘Kijken naar de maan’ geplaatst.
De beeldengroep ‘Drie gratiën’ van Ernest Wijnants (Mechelen 1878 – 1964) dateert uit 1917 en stelt drie elegante vrouwen met bijzondere kapsels voor. De beelden betekenden de doorbraak voor Wijnants. Hij was een van de vele Mechelse meubelsculpteurs die het ambachtelijke houtsteken verruilde voor het echte beeldhouwwerk. Hij groeide uit tot een van de belangrijkste beeldhouwers in het 20ste eeuwse Mechelen. De stad Mechelen bezit al jaren de drie plaasteren modellen. In 1981 liet de Mechelse firma Huyghebaert naar aanleiding van haar honderdste verjaardag een van de drie gipsen afgieten in brons en schonk het beeld aan de stad. Midden jaren 1990 besliste de stad om ook de twee andere figuren in brons te laten vereeuwigen. Jarenlang stonden de beelden in depot te wachten op een definitieve plaats. Voortaan kan iedereen deze elegante dames bewonderen op de Haverwerf, net naast de toegang tot de voetgangersbrug.
Iets verder op de Haverwerf, richting Kraanbrug, pronkt het werk ‘Kijken naar de maan’ van Frans Walravens (Mechelen, 1928). Het werk heeft een typische, wat kubistische stijl. Bij het kiezen van de locatie werd er speciaal op gelet dat het kunstwerk, de maan en de Sint-Romboutstoren in een blik te vatten zijn. Het werk werd aan de stad geschonken door de Koninklijke Gidsenbond Mechelen.
In het administratief centrum Huis van de Mechelaar vindt Walravens’ beeldengroep rond kunstenaar Alfred Ost een onderkomen. Walravens koos bewust voor een beeldengroep en geen groots, plechtstatig monument. Ost was immers een kunstenaar die graag tussen het volk stond. Hij stond bekend als een verteller die graag de omstanders informeerde terwijl hij in de stad aan het tekenen was. Een dergelijke scène wordt uitgebeeld: Ost tekent de Keldermansvleugel van het stadhuis terwijl een Mechels koppeltje aandachtig toekijkt. Uit de dagboeken van Ost is echter gebleken dat hij niet altijd onder de indruk was van het luisterende oor van die toeschouwers. Zo durfde hij te zeggen dat de straathonden meer aandacht schonken aan zijn verhalen dan de mensen. Daarom voegde Walravens een hondje toe als kleine knipoog naar de toeschouwers van nu. De plek in het Huis van de Mechelaar werd gekozen omwille van de nabijheid van het stadhuis dat voorkomt in het beeld.