Wou voetballer en piloot worden, maar was geen kloten getalenteerd in eender welke sport en had (en heeft) een ziekelijke hoogtevrees. Wou daarna apotheker worden, maar besloot toch maar veelvuldig gebruiker te worden van chemicaliën in plaats van ze te verkopen. Kreeg op 9 jarige leeftijd ‘Rubber Soul’ van The Beatles van z’n oom. Besloot bas te leren spelen, omdat Sting en Henny Vrienten blijkbaar veel aantrek van de vrouwen hadden. Deed in de jaren tachtig niet veel meer dan dagdromen en in onbenullige groepjes spelen.
Stichtte in 1990 het collectief Ashbury Faith en hield er een stapel cd’s, singles, video’s, een hoop tours en duizenden bootlegs aan over. De lege bankrekening en de verzameling verslavingen bleken in de prijs inbegrepen.
Speelde vanaf 1998 bij de groep Angelico, baste z’n weekends weg bij The Paranoiacs, amuseerde zich (net niet) dood bij Automatic Buffalo (met Luc De Vos), lulde z’n huishuur bij elkaar in French Quiz (Studio Brussel) en gaf les tot de notenbalken z’n oren uitspoten. Deed vanaf 2000 teveel studiowerk als bassist, richtte Camden op (3cd’s, 7 singles, weet ik hoeveel videoclips en 500 optredens op 3 jaar tijd), leerde de juiste (tja, daar valt over te redetwisten) mensen kennen en besloot van ‘den tèlevies’ z’n hobby te maken. Heeft momenteel de tijd van z’n leven en is niet van plan daar verandering in te brengen.
Axl Peleman: