De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen heeft vandaag een duidelijke uitspraak gedaan in de lang aanslepende zaak rond het asbeststort in Boom. De Vlaamse Waterweg, de eigenaar van de gronden, werd veroordeeld voor het jarenlang onveilig beheer van de voormalige stortplaats. Ook de aannemer die in 2019 werken uitvoerde op het terrein, werd schuldig bevonden aan onzorgvuldig en onvoorzichtig handelen.
De feiten dateren van augustus 2014 tot mei 2020. Uit het vonnis blijkt dat De Vlaamse Waterweg al in 2014 op de hoogte was van mogelijk blootliggend asbesthoudend materiaal, maar pas jaren later ingreep. “Hoewel het gebied boven en in de buurt van het voormalig asbeststort door het publiek werd gebruikt en er wandelwegen in dit gebied liepen, liet De Vlaamse Waterweg slechts een deel van het perceel afdekken en liet zij de toegang voor het publiek niet afsluiten,” aldus de rechtbank.
In juni 2019 gaf De Vlaamse Waterweg. opdracht aan een aannemer om een omheining te plaatsen. Tijdens die werken werd met zwaar materieel in de grond en in de asbestlaag gegraven, en werden asbesthoudende buizen kapotgereden. De werken werden pas op 20 juni stilgelegd, terwijl toen al veel asbestverdacht materiaal was verplaatst. Het duurde tot 28 juni – midden in een warme en droge periode – voor er verneveling met water werd toegepast om stofverspreiding te beperken.
De rechtbank oordeelt streng: “De rechtbank acht de feiten ernstig en verwijt De Vlaamse Waterweg in essentie dat zij het beheer van het asbeststort op korte en middellange termijn verwaarloosd heeft, in afwachting van een omvattende herontwikkeling van het ruimere terrein.” Die lange termijn oplossing is vandaag nog altijd niet gerealiseerd. Volgens de rechtbank heeft dit wanbeheer jarenlang een gevaar voor de volksgezondheid en verdere milieuverontreiniging veroorzaakt.
De Vlaamse Waterweg werd veroordeeld tot een geldboete van 120.000 euro, waarvan 100.000 euro met uitstel. “Het speelt hierbij een belangrijke rol dat De Vlaamse Waterweg een vennootschap van publiek recht is en dat bij de betaling van een geldboete publieke middelen worden besteed,” aldus het vonnis. Die middelen kunnen beter worden ingezet voor de sanering van de volledige site van de voormalige kleiputten.
De aannemer kreeg een lagere boete van 24.000 euro, waarvan 14.000 euro met uitstel. De rechtbank erkent zijn kleinere rol, maar stelt: “Als aannemer ging het bedrijf roekeloos te werk op een met asbest vervuild terrein.”
Voor 135 burgerlijke partijen, waaronder één vzw, werd een schadevergoeding toegekend. De eis tot een gerechtelijk opgelegde sanering van het terrein werd echter afgewezen. De rechtbank oordeelde dat een dergelijke verplichting een duurzame oplossing mogelijk zou bemoeilijken “rekening houdende met de complexiteit van de situatie ter plaatse en de nodige vergunningen.” Wel onderstreepte de rechtbank dat de beklaagden verantwoordelijk blijven voor het correct en veilig beheer van de site: “De regelgeving blijft onverkort gelden.”
De uitspraak leidde tot emotionele reacties bij de burgerlijke partijen. Woordvoerders Leen Schamp en Frank Van Houtte lieten weten: “Eindelijk gerechtigheid! Al tientallen jaren leven wij met de angst dat elke windvlaag dodelijke asbestvezels onze tuinen in blaast. Vandaag heeft de rechter bevestigd wat wij al die tijd wisten: dit had nooit zo ver mogen komen. Nu eisen wij dat De Vlaamse Waterweg onmiddellijk start met de sanering – geen uitstel meer!”
Ook de advocaten van de burgerlijke partijen, mr. Jo Dereymaeker en mr. Lies Michielsen, spraken van een belangrijk signaal: “Vandaag heeft de rechtbank een duidelijke lijn getrokken: overheidsinstanties kunnen niet straffeloos de volksgezondheid in gevaar brengen. Deze veroordeling zet een belangrijk precedent voor alle gelijkaardige gevallen in Vlaanderen.”