Gaston Cornelis en Natascha Tobback lieten zich inspireren door de geschiedenis van de Mechelse industrie. Gaston Cornelis koos ervoor om te werken rond de Mechelse kant en Natascha Tobback brengt een ode aan de oude Mechelse meubelindustrie. De beeldjes staan aan het Moreelshuis en aan ’t Veer.
Na ‘De Grote Vivisector’ van Johan Creten en de ‘Golden Boy’ van het kunstenaarsduo Elmgreen en Dragset komen er nu twee nieuwe figuratieve beeldjes in het straatbeeld van onze stad. “Deze keer hebben we gekozen voor kleinere beeldjes over meubelmakerij en Mechelse kant”, zegt schepen van Cultuur, Toerisme en Deeltijds Kunstonderwijs Björn Siffer (Groen). “Die ambachten zijn historisch verbonden met onze stad.”
Leerlingen Academie
Docent aan de Mechelse Academie voor Beeldende Kunst Bart Decq kiest ieder jaar een jaarthema voor de beeldhouwklas. In het schooljaar 2014-2015 kregen zijn studenten de opdracht om te werken rond het realiseren van stadsbeeldjes voor Mechelen. De studenten lieten zich inspireren door de openbare ruimte van de stad en de geschiedenis van Mechelen. Zij werden rondgeleid door de stadsgidsen om de stad beter te leren kennen.
“Centraal in mijn beleid staat het geven van kansen aan artistiek talent. Dat doen we dus ook met deze beeldjes, die zijn gemaakt door leerlingen van onze eigen Academie”, zegt Björn Siffer.
Het college besliste om twee kwalitatieve, figuratieve werken te laten uitvoeren en permanent in de openbare ruimte te plaatsen. In de Moreelstraat staat vanaf heden het in brons gegoten en deels verguld werk ‘Mechelse kant’ van Gaston Cornelis en aan ’t Veer staat de eveneens in brons gegoten ‘Ode aan de Mechelse industrie’ van Natascha Tobback. “Hiermee brengen we niet alleen hulde aan de Mechelse Meubelmakers, maar ook aan de Mechelse kantklossers, die vandaag verenigd zijn in de vereniging ‘Etterjefke’.”
Beide werken staan op een sokkel van natuursteen. Kostprijs voor het gieten van de beelden bedraagt 4900,50 euro (incl. BTW) Kostprijs voor sokkels en plaatsen 6043,95 euro.
Locaties historisch verbonden met ambachten
Moreelstraat – Groot Begijnhof
Het waren vooral de Begijnen die zich bekwaamden in het vervaardigen van kant. Tijdens de 17de eeuw kende het begijnhof een relatieve bloei, met als belangrijke bron van inkomsten het vervaardigen van Mechelse Kant.
De Mechelse kant staat gekend als ‘the queen of laces’ omwille van het zeshoekige patroon, een zeshoekige mazenstructuur. Bij kantsoorten uit Brugge, Brussel of Valenciennes is die structuur vierhoekig. Het hoeft geen betoog dat een zeshoekige grond meer bewegingen met de klosjes vereist dan een vierhoekige. De Mechelse kant wordt beschouwd als de moeilijkste en duurste vanwege de hoge kwaliteit.
’t Veer tot Dobbelhuizen
’t Veer tot Dobbelhuizen is de buurt waar het stro in de Dijle werd gerot om stoelen te biezen.
Mechelen was bij het einde van de 19de eeuw en begin van de vorige eeuw gekend voor zijn stoelmakerij, waarbij zo om en bij de 2000 arbeiders werden tewerkgesteld. Vlechten en biezen van stoelen was in Mechelen een gespecialiseerde industrie. Dat vlechten en biezen werd bijna volledig door vrouwen gedaan, als thuisarbeid, nadat het stro werd geweekt in het Dijlewater.
Foto: Stad Mechelen